De scheiding was al een tijd geleden uitgesproken en ik solliciteerde naar een baan bij de Universiteit van Amsterdam. Ik had al eens eerder bij de universiteit gewerkt op een andere afdeling. In die tijd was ik nog getrouwd en heette mevrouw S. Maar dat dit voor een merkwaardig verhaal zou zorgen, had ik nooit kunnen denken.
Ik werd aangenomen voor de baan en moest dus medies gekeurd worden. Nadat de verplichte onderdelen waren afgewerkt, kwam de bloedtest. Tijd voor het ‘gezellige’ gesprek. De mevrouw die mijn bloed afnam zei tegen mij dat ze uit mijn dossier zag (waarom bewaren ze bij de universiteit personeelsdossiers van mensen die er niet meer werken?) dat ik was gescheiden. Ze voegde eraan toe, dat ik dan wel snel met weer zo’n soort man zou trouwen, want dat deden ze tenslotte allemaal, die vrouwen, ze vielen steeds weer op dezelfde soort mannen. Ik was zo perpleks, dat ik niets terugzei. Trouwens, wat had ik moeten zeggen? Mevrouw, ik ben lesbies, keurt u mij gelijk maar af?
Met lood in mijn schoenen ging ik naar het volgende onderdeel om te zorgen dat ik aangesteld kon worden. Op het buro van de Centrale Personeelsdienst moest ik een pak formulieren invullen, die mij bijna deed besluiten de baan niet te nemen. Ettelijke malen mijn naam invullen, mijn geboortedatum, etc. en mijn burgerlijke staat. Volkomen te goeder trouw vulde ik ‘ongehuwd’ in. Tenslotte was ik dat nu. Maar ik had buiten de bewaarzucht van de universiteit en de burokratie gerekend.
Ook hier kwam weer het oude dossier uit het archief. U bent toch getrouwd geweest? Dan moet u dat invul1en. En ook de naam van uw ex-echtgenoot en zijn woon- en verblijfplaats. 1k sputterde tegen dat ik dat geen manier vond, dat ik niet mijn hele leven als ‘ex-mevrouw’ wilde doorbrengen en steeds weer zijn naam en adres moest invullen. Trouwens, ik wist niet eens waar hij uithing.
Toch moest ik het. Daar ging ik dus. Weer het hele pak formulieren door en alles invullen. Gehuwd geweest - duurzaam gescheiden. Naam echtgenoot (ze hebben niet eens het fatsoen om ook de mogelijkheid ex-echtgenoot aan te geven) en zijn adres.
Met sardonies genoegen heb ik pakweg 25 x ingevuld dat hij op de heide in Australië schapen hoedde.
Anno 1980 is het namenleed nog niet geleden.
Mijn toestemming om aan de universiteit te studeren en tentamens te mogen doen, kreeg ik wederom op de naam van mijn eksgenoot. Terwijl ik op alle hiervoor in te vullen formulieren en te schrijven brieven mijn eigen naam had gezet.
Ik studeer nu dus en mevrouw S. heeft eksamenbevoegdheid.
Ja, ja ….. de universiteit is een mannenbolwerk met een betonnen hoofd.
Hoe is de naamgeving na echtscheiding nu geregeld? Maar nu zijn er weer andere ongerechtigdheden. |
Vooraf:
Een verhaal uit het boek ‘En nu is het uit’ van de Strijdijzers, 1981, dat illustratief is voor wat er toen speelde. En nu ook nog vaak voorkomt.
Meneer de Bank
Beneden in de gang klapt de deur dicht. Voor de laatste maal. 1k stel voor hoe ie daar staat. Zoekend naar z’n autosleutels, want die kon ie nooit vinden. 1k ga naar het raam, wil zeker weten dat ie weggaat. De auto start, weg, dag 5 jaar.
Daar zit ik dan..., in een half leeggehaald huis, met twee krakkemikkige stoelen, een kermend theemeubel een oud tafeltje door een kleed toonbaar gemaakt en drie armetierige lampjes, waarvan er één ook nog weg moet. Een kachel uit 1950, die haast geen warmte geeft.
1k stel me voor hoe m’n huis eruit zou zien als ik geld had. Een lekkere stoel, licht om te lezen, kastjes om allerlei spullen in te doen en warm. Maar da’s van mijn salaris niet te doen. Zeker niet na aftrek van de huur en de achtergelaten afbetalingen.
Maar er was een oplossing voor ... de bank. Tijdens mijn huwelijk heeft een persoonlijke lening al eerder een financiële rampspoed verhinderd. Dat ging toen wel erg merkwaardig: 1k was kostwinster, manlief verdiende niets, toch moest hij toestemming geven voor door mij aangevraagde lening. Maar nu was ik tenslotte zelfstandig, gescheiden, met een eigen inkomen.
De volgende dag stap ik de bank binnen om alles te regelen. Dat zou wel soepeltjes verlopen, daar adverteerden ze tenslotte mee. 1k word naar een tafeltje geloodst. Een aardige vrouw neemt mijn ‘gegevens’ op. Motivatie moest ik geven. Daar gaan we weer. Scheiding. De aardige mevrouw kijkt bedenkelijk. Ze roept een meneer die, blijkt snel, niet aardig is. Er word geen leningen verstrekt aan gescheiden vrouwen. Perplex en met stomheid geslagen. Met tranen in de ogen de bank uit. Op kantoor het verhaal vertelt. Een vrouw zegt dat dat toch gek is. Dat ik toch een vast inkomen heb. 1k moet maar eens gaan vragen of gescheiden mannen soms ook geen lening krijgen. Verbaasd word ik woedend. Terug ….
1k vraag naar dezelfde meneer. 1k vraag of ze ook leningen verstrekken aan gescheiden mannen. Als de man me meedeelt dat dat wel gebeurt, krijg ik een blinde vlek. Op mijn beurt deel ik hem mede dat ik niet weg zou gaan, als ik geen geld kreeg. Ik heb niks te maken met ‘de bank doet het niet ‘ en het risico is te groot. Ik heb er ook recht op, dus ik blijf zitten.
De man gaat naar een telefoon toe en begint te bellen. Onder het praten werpt hij steelse blikken naar mij. De andere bankmensen kijken ook wat vreemd naar me. De vastberadenheid van mijn boosheid ebt langzaam weg. Wat doe ik hier eigenlijk? Zit ik te bedelen om geld. Maar ik heb het nodig.
Uiteindelijk komt de man, die ik in gedachten al meneer De Bank noem, naar me toe. Bij hoge uitzondering heeft hij wat kunnen regelen. Op weg naar kantoor koop ik een lamp die licht geeft.
Dit verhaal maakt duidelijk dat als de nood hoog is, vrouwen best