Hieronder de brieven die zijn geschreven vanuit de Nederlandse VrouwenRaad om invloed uit te oefenen op de wijzigingen die in de wet VPS aangebracht gaan worden. Belangrijke punten voor de NVR zijn dat ook samenwonenden onder de wet vallen en dat het bijzonder partnerpensioen in haar huidige vorm blijf bestaan. Bekijk ook de teksten op de website van de NVR.
 
Op 16 september 2019 is de Wet 'pensioenverdeling bij scheiding 2021' in de Tweede Kamer ingediend. Hierin is niets voor samenwonenden geregeld die uit elkaar gaan, terwijl de taakverdeling tussen beide partners overeen komt met gehuwden. Hierover gaat onze laatste brief vanuit de NVR.
 

Pensioen na scheiding, reacties vanuit de NVR

 
De wet Verevening Pensioen na Scheiding wordt aanzienlijk bijgesteld ten gunste van vrouwen. Het duurt alleen het nog enkele jaren voordat de wet is gewijzigd. Intussen kunnen vrouwen, vooruit lopend op de wet, al kiezen voor conversie. Met conversie krijgen vrouwen de helft van het pensioen bij de scheiding. Ze zijn daardoor financieel onafhankelijk van hun ex.
Dit is in tegenstelling tot het delen van het pensioen via verevening. Dan wordt het pensioen gedeeld op de datum van de pensionering van de ex, waarbij ze financieel afhankelijk blijven van hun ex.
Om voor samenwonenden de rechten op pensioen op te nemen in de wet VPS wordt moeilijk gedaan. Bij sommige pensioenfondsen kan het al.
 
1. Vraag bij een scheiding conversie aan voor de verdeling van het pensioen
Als je géén actie onderneemt wordt je pensioen niet verdeeld. Als je het overlaat aan anderen of je ex dan wordt het pensioen bij de pensionering van je ex verdeeld (verevening). Als je zelf kiest voor conversie meteen na scheiding krijg je het recht op een eigen pensioen. Om voor deze keuze kiezen moet je wel aandringen bij je aanstaande ex en eventuele adviseur. Samenwonenden die uit elkaar gaan hebben mogelijk recht op pensioen, navragen bij het pensioenfonds van je ex.
 
Vanuit de NVR hebben we twee brieven geschreven waar vrouwen op moeten letten bij scheiding. Een korte en een uitgebreidere brief. Voor de meeste adviseurs is conversie nieuw omdat er tot nu toe van verevening werd uitgegaan. Behalve je ex moet ook het pensioenfonds akkoord zijn met conversie!

Waarom hebben vrouwen eigenlijk recht op het helft van het pensioen na een scheiding? Hoewel de economische zelfstandigheid van vrouwen de afgelopen jaren wel is verbeterd, verrichten vrouwen veelal nog steeds minder uren betaald werk en hebben daardoor een lager inkomen dan mannen. Hierdoor blijft ook de pensioenopbouw van vrouwen achter bij die van mannen. Het komt nog steeds veel voor dat vrouwen minder werken omdat zij meer tijd besteden aan de zorg voor kinderen en het huishouden dan mannen. Ook jonge vrouwen werken kort na het behalen van een diploma al vaker in deeltijd dan mannen, zoals onlangs bleek bij een onderzoek van januari 2018.

 
2. Brief vanuit de NVR over de huidige wet VPS
Op 4 december 2017 heeft de NVR een brief aan de minister en commissieleden geschreven over de nadelen voor vrouwen bij het wet uit 1995. Er is veel over geschreven en onderzoek naar gedaan, maar vrouwen zijn niet gehoord. Alleen de emancipatiecommissie heeft in de jaren 90 enkele reacties geschreven:  ze waren voor conversie. De wetgever heeft toen gemeend van verevening uit te moeten gaan, wat in het voordeel  van de pensioenplichtige is.
In deze brief beschrijven we o.a. een aantal maatschappelijke ontwikkelingen sinds 1995 die van invloed zijn op de wet VPS.
  1. Toenemende individualisering. De doelstelling van het emancipatiebeleid is dat iedereen een eigen inkomen verdient en financieel onafhankelijk is. Hier sluit de huidige wet VPS niet op aan omdat bij verevening, wat de standaard is, vrouwen hun levenlang financieel afhankelijk blijven van hun ex.
  2. Ondanks het feit dat vrouwen meer deelnemen aan betaalde arbeid, blijft de verdeling van de onbetaalde arbeid tussen mannen en vrouwen in een relatie ongelijk (het onbetaalde werk wordt voor 2/3 door vrouwen gedaan, 1/3 door mannen, 2011). Dit geldt niet alleen voor gehuwde paren en paren met een samenlevingscontract, maar ook voor samenwonenden zonder notarieel contract. De nog steeds bestaande taakverdeling heeft grote financiële gevolgen voor het pensioen van de deeltijdwerker of thuisblijver als een paar uit elkaar gaat.
  3. Toename van het aantal ongehuwde paren. In 1995 waren er 500.000 paren, in 2005 750.000 paren en in 2016 954.000 paren. Van de kinderen wordt 44 procent geboren bij ongehuwde paren, van de eerstgeborenen is dit zelfs 50 procent. Ongehuwde vrouwen hebben vaak geen recht op de helft van het pensioen van hun ex-partner bij uit elkaar gaan.
  4. Veel pensioenfondsen zijn overgestapt van partnerpensioen op opbouwbasis naar partnerpensioen op risicobasis (was in 1998 5 procent, in 2006 67 procent). Dit betekent dat bij een scheiding voor de pensioengerechtigde geen kapitaal meer wordt opgebouwd voor een bijzonder nabestaandenpensioen om te delen.
 
3. Voorstel voor belangrijke wijziging van de wet Verevening Pensioen bij Scheiding
Op 8 maart 2018 kwam de verrassende brief van de minister aan de Kamer dat de wet VPS wordt bijgesteld: conversie wordt het uitgangspunt en automatisch toegepast bij een scheiding.

Bij de Commissievergadering van 14 maart bleek dat alle partijen ervoor waren om deze wijziging tot wet uit te werken. De NVR heeft op 12 maart en 13 juni een reactie geschreven. En 21 augustus nogmaals een brief met toelichting en bijlagen gestuurd naar aanleiding van de commissievergadering van 20 juni. In september zal de minister de vragen van de commissieleden beantwoorden.

De minister schrijft in z'n toelichting over dat deze wet nog altijd bestaansrecht heeft het volgende: 
'Er zijn nog altijd situaties waarin sprake is van financiële ongelijkheid tussen partners. Het patroon, waarin vrouwen meer uren besteden aan huishoudelijke taken en zorg voor kinderen en daardoor vaker in deeltijd werken dan mannen, vertaalt zich direct door in de verminderde financiële zelfstandigheid van vrouwen en in de uiteindelijke hoogte van het ouderdomspensioen. Wij zijn van mening dat de wet VPS daardoor nog altijd een meerwaarde en daarmee bestaansrecht heeft.'
 
Verdere belangrijke voorstellen uit de initiatiefwet zijn:
- De minister sluit uit dat de wet VPS van toepassing is op samenwonenden (partners kiezen er voor om samen te wonen en het is te ingewikkeld voor pensioenfondsen om samenwonen vast te stellen) en premieregelingen (te ingewikkeld voor verzekeringen). Hoewel volgens dit wetsvoorstel het aantal samenwonenden in de toekomst zal toenemen, van 23 procent nu tot 33 procent, pagina 3. Ook is de verwachting dat het aantal premieregelingen licht zal stijgen, nu is dat 10 procent.
- Het begrip partner wordt verschillend gedefinieerd in de wet VPS en pensioenwet. Bij de wet VPS heeft het partnerbegrip alleen betrekking op gehuwden en geregistreerde partners. Bij pensioenfondsen worden samenwonenden ook als partner beschouwd. Hierdoor worden bij enkele pensioenfondsen samenwonenden als partner aangemerkt die aanspraak kunnen maken op de helft van het pensioen bij scheiding. De minister wil het partnerbegrip in de pensioenwet gelijkstellen aan het partnerbegrip in de wet VPS.
- Het voorstel is om het bijzonder partnerpensioen van vrouwen te verkorten tot alleen de huwelijkse periode vanwege een nieuwe wet inzake de gemeenschap van goederen die per 1 januari 2018 is ingegaan. (Deze wet houdt in dat vermogen en schulden van vóór het huwelijk buiten de gemeenschap van goederen vallen) Hiervoor moet de pensioenwet aangepast worden.
In de pensioenwet wordt namelijk het bijzonder partnerpensioen over de voorhuwelijkse én huwelijkse periode berekend. Het voorstel in de wet VPS is een teruggang in inkomsten voor de pensioengerechtigde, meestal de vrouw. In de toelichting staat: ‘Voor de pensioenplichtige betekent het dat de voorhuwelijkse periode beschikbaar blijft voor een eventuele volgende partner of gebruikt kan worden voor uitruil voor een hoger ouderdomspensioen op de pensioendatum', pag 7.
- Vaststellen van uniforme rekenregels om de berekeningen van pensioenfondsen te vereenvoudigen. Voor premieovereenkomsten wordt een uniforme rekenwijze lastig.
 
4. Gesprek op Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De NVR werd op 17 april 2018 uitgenodigd voor een gesprek. Aanleiding was de brief van 4 december 2017. De NVR is de enige vrouwenorganisatie die heeft gereageerd op de komende wetsvoorstellen voor de wet VPS. Belangrijke punten die aan de orde kwamen: de rechten van samenwonenden, zie punt 6 verderop, en dat niet elke pensioenuitvoerder conversie hoeft uit te voeren.
In het informatiebled van de Rijksoverheid over de verdeling van het pensioen na scheiding wordt aangegeven dat niet elk pensioenfonds conversie hoeft uit te voren, terwijl dat wettelijk mogelijk is.
Uit stukken en bij verdere navraag werd duidelijk dat elke pensioenuitvoerder haar eigen beleid vaststelt. Daar kan ook bij horen dat een fonds géén conversie uitvoert. Voor ons is het onbegrijpelijk dat een fonds zelf kan beslissen om de wettelijke toegestane mogelijkheid om het pensioen te delen al dan niet uit te voeren en dan in feite eigen rechter speelt. De overheid laat dit gewoon gebeuren en vermeldt het zelfs in haar informatieblad.
 
5. Welke rechten hebben samenwonenden
Veel mensen beginnen eerst met samenwonen, nu al bijna één miljoen. Van de eerstgeboren kinderen wordt 44 procent in een samenwoonsituatie geboren. De verwachting is volgens de minister dat het aantal samenwoonrelaties nog fors zal toenemen, nu 23 procent, over 30 jaar 33 procent. Het is onbekend óf en na hoeveel jaar er een scheiding plaatsvindt. Toch worden samenwonenden uitgesloten bij de wet VPS.
De taakverdeling is bij samenwonenden vaak hetzelfde als bij wettelijk vastgelegde relaties. Namelijk dat vrouwen parttime werken en mannen fulltime en dat vrouwen twee keer zoveel tijd besteden aan zorg en huishoudelijk werk als mannen. In principe is er dan geen ‘principieel’ verschil tussen gehuwd en ongehuwd samenwonenden, zoals de minister stellig beweerd.
Een onderzoek van januari 2018 van het CPS over deeltijdwerken wijst uit dat direct na de opleiding en na tien jaar er nog weinig veranderd is in de traditionele taakverdeling bij samenwonenden .
Als het samenwonen overgaat in een huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan vinden wij dat deze jaren opgeteld moeten worden bij het tijdvak waarover het pensioen gedeeld wordt. Het aantal jaren van samenwonen is makkelijk vast te stellen bij de BasisRegistratie Personen, waar adreswijzigingen bij de gemeente worden bijgehouden. Via een vraag bij de BRP over de onderlinge relatie is makkelijk vast te stellen of er sprake was van een relatie.
 
6. Waarom duurt het nog twee jaar voordat de wet gewijzigd is?
Het uitgangspunt voor de wet VPS is duidelijk, namelijk conversie, meteen bij de scheiding. Hierover zijn de politieke partijen het eens. Maar de uitwerking is ingewikkeld en zelfs de pensioenwet en partneralimentatie worden erbij betrokken. Daarom denkt de Minister nog twee jaar nodig te hebben voordat de wet er is.
Inderdaad, ingewikkeld is het. Dit komt onder andere omdat pensioenfondsen elk hun eigen beleid hebben en hun onderhandelings- en contractvrijheid willen behouden. De minister vindt het lastig om daarop in te grijpen. En naast pensioenfondsen zijn er verzekeringen die voor enkele bedrijfstakken pensioenen beheren.
Belangrijke punten die met deze wet 'opgelost' moeten worden om de ongelijke uitkomsten voor pensioenen, bij gelijke inleg, van vrouwen na echtscheiding gelijk te trekken zijn onder andere:
1. Elke pensioenuitvoerder heeft een eigen rekenwijze om het pensioen te delen. De bedoeling is om tot een eenduidige begrijpelijke berekening te komen. Dit is geen eenvoudige opgave.
2. De afbakening partneralimentatie en gedeeld pensioen. Dit moet afgestemd worden met de initiatiefwet partneralimentatie waar op dit moment aan gewerkt wordt.
3. Om het tijdvak van het bijzonder partnerpensioen in te korten moet ook de pensioenwet aangepast worden.
Volgens ons moet de minister ook de ongelijkheid van het verdelen van het pensioen bij een scheiding opheffen tussen pensioenfondsen die werken op opbouwbasis of risicobasis.   
 
7. Hoe gaat het verder? Vervolg procedure tot wet
Op 8 maart 2018 was de tweede evaluatie van de Wet VPS afgerond. Daarna volgden twee  commissievergaderingen op 14 maart en 20 juni. De minister kan verder gaan op de ingeslagen weg.
In september komt de beantwoording van de vragen van de Kamerleden. Tot eind december worden adviezen ingewonnen bij deskundigen en onderzoeksbureaus.
Half 2019 komt een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. Dan nog een jaar voor de behandeling van de wet.
Op de website van Economische Zelfstandigheid wordt de voortgang bijgehouden.
 
Opvallend is dat 13 juli 2018 het CDA en de CU met een initiatiefnota uitkwamen over het nabestaandenpensioen. Een groot aantal pensioenfondsen switchte rond 2000 van een nabestaandenpensioen op opbouwbasis naar een nabestaandenpensioen op risicobasis. Recent zijn veel fondsen weer terug veranderd. Het leidt tot de conclusie dat bestuurders en sociale partners het zelf ook niet (helemaal) snappen, pag 6.
Uit de initiatienota nabestaandenpensioen, pag 6: 'Het ABP veranderde de regeling in 2018 voor het nabestaandenpensioen. Het schafte met onmiddellijk ingang de Algemene Nabestaanden Pensioen-compensatie af. Die hield in dat mensen die nabestaande werden en geen of maar een gedeeltelijke ANP kregen, die aangevuld kregen tot een volledige ANP.  
Tegelijk werd het nabestaandenpensioen weer volledig op opbouwbasis gezet. Voor veel mensen is dit een verbetering, maar voor een aantal groepen is dit een behoorlijke verslechtering. Bijvoorbeeld voor gepensioneerden die een partner hebben die nog niet gepensioneerd is. Die verloren de ANP-compensatie (tot 15000 euro per jaar) en kregen geen enkele verbetering. Hiermee zegde het pensioenfonds een risicoverzekering op zonder dat een aantal deelnemers een valide alternatief had. Dit recht heeft een verzekeraar niet.
Wel bleek later dat zij nog compensatie konden krijgen van vaak een paar duizend euro op basis van een artikel in het pensioenreglement dat iedereen vergeten leek en waarover het ABP tot op de dag van vandaag niet actief communiceert.'