Schriftelijke vragen die de VVD heeft ingediend bij de commissie Justitie en Veiligheid in de Eerste Kamer over partneralimentatie
 

P#16  Facebook en Twitter op 7 april 2019

Schriftelijke vragen van de VVD in de Eerste Kamer

Enkele interessante vragen van de VVD over de initiatiefwet partneralimentatie:

- vraag 1. Is een beroep op gezamenlijk kostwinnerschap wellicht effectiever dan het benadrukken van economische zelfstandigheid met het oog op een eventuele echtscheiding?
- vraag 2. Kan het wetsvoorstel worden opgevat als een correctie van de bestaande rechtspraktijk, omdat het thans geldende maximumtermijn van twaalf jaar vaker wordt uitgesproken dan dat er gebruikt wordt gemaakt van een kortere termijn?
- vraag 3. Zal het voorstel van 5 jaar leiden tot vermindering van het aantal gesubsidieerde gerechtelijke procedures? Zal het aantal bijstandsuitkeringen toenemen?
- vraag 4. Vallen de voorlopige voorzieningen voorafgaand aan de scheiding binnen of buiten de maximale termijn van vijf jaar?
 
Onze reactie op de eerste vraag.
De opmerking van de VVD over het gezamenlijke kostwinnerschap is lastig te duiden. Ze verwijzen vermoedelijk naar het SCP onderzoek van Portegrijs waaruit bleek dat partners tijdens een huwelijk en samenwonen uitgaan van gezamenlijke verantwoordelijkheid van de zorg en inkomen in plaats van individuele economische zelfstandigheid. Hierdoor zijn er twijfels bij de VVD dat het theoretische vooruitzicht van een scheiding er als vanzelf toe zal leiden dat vrouwen opeens een meer individualistische positie gaan kiezen in de taakverdeling binnen het huwelijk.
De VVD-leden denken dat een beroep op 'gezamenlijk kostwinnerschap' waarschijnlijk effectiever zal zijn. Het is onduidelijk wat effectiever is om wat precies te bereiken (welke taakverdeling bijvoorbeeld?). Evenmin is het duidelijk of deze VVD leden daaruit conclusies trekken ten aanzien van de initiatiefwet, en zo ja, welke.
 
Reactie op de andere vragen
- vraag 2. Rechters hebben altijd al de mogelijkheid gehad om een kortere apartneralimentatieduur op te leggen dan 12 jaar. Hoe vaak dit gebeurd is niet bijgehouden. Wij vinden dat vóórdat de wet ingrijpend wordt gewijzigd, eerst moet worden vastgesteld hoeveel jaar partneralimentatie in de praktijk wordt uitgesproken.
Wij vinden dat als inderdaad blijkt dat rechters standaard 12 jaar uitspreken, de rechter moeten worden bijgeschoold, en niet dat de wet bijgesteld moet worden.
- vraag 3. Het is duidelijk, deze wetswijziging is mede ingediend om de kosten voor de overheid te verminderen. Waarom anders zo'n vraag gesteld? Is het niet belangrijker om uit te gaan wat goed is voor beide partners? Wij denken trouwens dat verkorting tot 5 jaar niet zal leiden tot minder rechtzaken. En dat het beroep op de hardheidsclausule zal toenemen, vanwege de zorg van een gehandicapt kind niet na 12 jaar ophoud, mantelzorg doorgaat en ziekte niet na 5 jaar stopt. En dat het aantal bijstandsuitkeringen zal toenemen als de partneralimentatie stopt en de ex-partner vanwege allerlei redenen nog niet in eigen onderhoud kan worden voorzien. Dan komt iemand 7 jaar eerder in de bijstand.
- vraag 4. De laatste vraag over vanaf welke datum de partneralimentatie ingaat is een meer technische vraag en wekt de indruk dat het wetsontwerp niet erg precies uitgewerkt is. Ons lijkt het redelijk om de voorlopige voorzieningen buiten de termijn van 5 jaar te laten vallen, dit is immers geen partneralimentatie.
 
‘Vrouw en Recht’ De beweging, de mensen, de Issues
Margreet de Boer, Marjan Wijers, 2009, 172 pagina’s.
Amsterdam University Press

"Vrouw en recht" is uitgegeven vijf jaar nadat het Clara Wichmann Instituut, het expertisecentrum voor vrouw en recht, haar deuren heeft gesloten. Het boek geeft door middel van (korte) artikelen, interviews en columnachtige essays een kijkje in de wereld van vrouw en recht. Daarbij wordt ingegaan op de geschiedenis, maar ook actuele thema's komen aan de orde, evenals de bevlogenheid van mensen die zich sterk maakten en maken voor vrouwenrechten.

In de afgelopen eeuw is de rechtspositie van vrouwen sterk verbeterd. Vrouwen hebben kiesrecht, worden niet meer ontslagen wanneer ze trouwen en verliezen dan ook niet meer hun handelingsbekwaamheid (tot 1957 hadden gehuwde vrouwen ongeveer evenveel te zeggen als kinderen). Als je door je man verkracht wordt, kun je daar aangifte van doen (tot 1991 was verkrachting binnen het huwelijk niet strafbaar). Er is wetgeving gelijke behandeling, en over het algemeen is er sprake van gelijkheid voor de wet voor mannen en vrouwen.
 
Maar betekent deze gelijkheid op papier ook dat de rechtspositie van vrouwen daadwerkelijk is verbeterd?